Inzicht
[QTL-Question id=49]
[previous] [next]
[symple_toggle title=”Werkwoorden II”]
In week 1 hebben we gezien dat conjugatie (vervoeging) en modus (wijs: infinitief/ onbepaalde wijs = hele werkwoord, indicatief/aantonende wijs, imperatief/gebiedende wijs en conjunctief/aanvoegende wijs) belangrijke principes in het werkwoordelijk systeem zijn. Verder hebben we, net als in het hedendaagse Nederlands, te maken met sterke, zwakke en onregelmatige werkwoorden en met werkwoordstijden (tegenwoordige tijd en verleden tijd en voltooide of onvoltooide tijd).
Andere principes in het werkwoordelijk systeem zijn:
- congruentie (getal en werkwoordvorm stemmen overeen) en discongruentie (getal en werkwoordsvorm stemmen niet overeen) (zie: M&W, p. 77), voorbeeld:
al tfolc loofden den coninc
- een werkwoord kan objecten bij zich hebben, zie Mooijaart & Van Der Wal, p.77:
- een object in de accusatief, voorbeeld:
Ferguut ne vergat niet sinen scacht->
Ferguut vergat zijn speer niet
- een object in de genitief
sijns rouwen hi vergat->
hij vergat zijn verdriet (als partitieve genitief: van/over zijn verdriet vergat hij)
ontferme mijns-> ontferm u over mij
hi dancte hem dies -> hij bedankte hem daarvoor
Al vanaf de dertiende eeuw brokkelt het Middelnederlandse naamvalsysteem af en zien we dat werkwoorden steeds vaker vergezeld worden door voorzetselgroepen:
Hi dancte hem vander groter have -> hij bedankte hem voor de grote hoeveelheid goederen.
- onpersoonlijke werkwoorden (de zin heeft geen onderwerp in de nominatief, maar een persoonlijk voornaamwoord in de datief en soms ook een genitief) (zie: Mooijaart & Van der Wal, p. 78), voorbeelden:
mi wonderde des sere-> het verbaast [aan] mij zeer
mi lanct na di-> ik verlang naar jou
- passieve constructies. Het Middelnederlands kent daarvan drie typen:
- het onvoltooide passieve gebeuren, waarbij een van de werkwoorden sijn of worden met een voltooid deelwoord gecombineerd worden (Mooijaart & Van der Wal, p. 79), voorbeelden:
het zwaard werd gegeven -> dat sward was gegeven
hij werd gedragen -> hi wart gedragen
- het voltooide passieve gebeuren, waarbij een van de werkwoorden sijn of hebben betrokken is, voorbeelden:
dat dit kasteel door vuur verbrand was -> dat dit slot verbrant was van viere
als dat duivelse kasteel niet uitgebrand was -> en hadde dat duvelse slot niet verbrant geworden
- de onechte of pseudo-passieven: passieven zonder subject (zie: Mooijaart & Van der Wal, p. 80), voorbeeld:
hierover is nu wel genoeg gehoord -> hiervan is nu ghenoech ghehoert
[/symple_toggle]
[symple_toggle title=”M&W 77″ ]
De verschillende objecten
Middelnederlandse werkwoorden kunnen een object bij zich hebben dat in de accusatief staat: dat willic anegaen ‘dat wil ik op me nemen’; in een dal […], daer hi gemoette ene joncfrouwe ‘in een dal, waar hij een jonkvrouwe ontmoette’. Er zijn echter ook werkwoorden die met een object in de genitief voorkomen: sijns rouwen hi vergat ‘hij vergat zijn verdriet’. Daarmaast komt ook bij hetzelfde werkwoord een object in de accusatief voor: hine vergat niet sinen scacht ‘hij vergat zijn speer niet’. In de loop van de tijd, bij de afbrokkeling van het naamvalsysteem, verdwijnt niet alleen het accusatiefkenmerk van objecten, maar verdwijnen ook de objecten in de genitief. Het resultaat is een object zonder naamvalskenmerk. In plaats van een eerder genitiefobject kan echter ook een voorzetselgroep bij het werkwoord optreden: Mnl. ontferme mijns ‘ontferm u over mij’. Een dergelijke ontwikkeling doet zich ook voor bij de werkwoorden met een datief: Mnl. deen en wilt den anderen niet wiken ‘de een wil niet voor de ander wijken’. Bij sommige werkwoorden met datief en genitief komt al in het Middelnederlands in plaats van de genitief een voorzetselgroep voor: hi dancte hem dies ‘hij bedankte hem daarvoor’ naast hi dancte hem vander groter have ‘hij bedankte hem voor de grote hoeveelheid goederen’.
[/symple_toggle]
[symple_toggle title=”M&W 78″ ]
Onpersoonlijke werkwoorden
Het Middelnederlands kent de onpersoonlijke constructie, een constructie die gekenmerkt is door het feit dat de zin geen onderwerp heeft in de nominatief. Een beperkt aantal werkwoorden kwam zowel met de gewone persoonlijke constructie als met de onpersoonlijke constructie voor: dus resp. het wonderde mi sere en mi wonderde des sere. De keus tussen die twee mogelijkheden hield verband met verschillende nadruk. De onpersoonlijke constructie bestaat oorspronkelijk uit een werkwoordsvorm in de 3e persoon sg. (lanct), een element in de datief (mi) en een element in de genitief (waters). Vgl:
(1) mi lanct waters ‘ik verlang naar water’
In plaats van een genitiefobject kan echter ook een voorzetselconstructie (2), een infinitief (3) of een dat-zin (4) in de onpersoonlijke constructie optreden. Vergelijk:
(2) mi lanct na di ‘ik verlang naar jou’
(3) mi lanct te comene ‘ik verlang ernaar te komen’
(4) mi lanct dat ghi comt ‘ik verlang ernaar dat u komt’
Overigens kunnen te comene en dat ghi komt opgevat worden als subject bij lanct. Alleen als er een (voorlopig) genitiefobject des aan de dat-zin voorafgaat zoals in (5) is er evident sprake van een genitiefobject.
(5) mi lanct des dat ghi comt ‘ik verlang ernaar dat u komt’
Nog enkele voorbeelden van de onpersoonlijke constructie in het Middelnederlands:
(6) so hem slapens lustte
‘als hij zin had om te slapen’
(7) want mi hungerde ende gi ghaft mi teetene, mi dorste ende gi ghaft mi te drinkene
‘want ik had honger en u gaf me te eten, ik had dorst en u gaf me te drinken’
(8) mi wondert herde in minen sinne, bi welker list ghi sijt comen hier inne
‘het verwondert mij zeer (in mijn gedachten), door welke list u hier binnen bent gekomen’
Bij werkwoorden die aanvankelijk zowel persoonlijke als onpersoonlijke constructies kennen, blijven slechts persoonlijke constructies over. Vergelijk het hedendaags Nederlands ik verwonder me erover of het verwondert mij in plaats van het Middelnederlands mi wondert des of des wondert mi.
[/symple_toggle]
[symple_toggle title=”M&W 79-80″ ]
Het passief
Het passief wordt in het huidige Nederlands gevormd door een combinatie van het voltooid deelwoord met de (hulp)werkwoorden worden, indien het om een onvoltooide tijd gaat, of zijn, wanneer het een voltooide tijd betreft: het huis wordt/werd verkocht; het huis is/was al verkocht. De Middelnederlandse situatie is gecompliceerder. Daar wordt het onvoltooide passieve gebeuren uitgedrukt door sijn + voltooid deelwoord of werden + voltooid deelwoord: een sward was gegeven ‘een zwaard werd gegeven’, hen allen werdet lijf genomen ‘hun allen wordt het leven benomen’, hi wart gedragen ‘hij werd gedragen’ en die ziele wert int helsche vier vele meer ghepinet alte fel dan wi zijn ‘de ziel wordt in het helse vuur veel erger gekweld dan wij worden’.
De passieve voltooide tijden worden in het Middelnederlands aanvankelijk gevormd door sijn gecombineerd met het voltooid deelwoord en verschillen dan dus niet van de onvoltooide tijd. Er komen echter in de loop van de Middelnederlandse periode ook zogenaamde drieledige vormen als voltooide-tijdsvorm op. Het hulpwerkwoord is dan meestal hebben.
[/symple_toggle]