Herkennen
Het volgende fragment komt uit Vanden vos Reynaerde . Isengrijn, Bruun en de andere vijanden van Reynaert zijn de galg voor de vos aan het oprichten. Dan verschijnt Tiecelijn, de raaf, die hen vertelt dat Reynaert de dans zal ontspringen. In dit fragment zit tweemaal een infinitief. Markeer deze.
[highlighter]
Te Tieceline met corten woerden:
‘Ic wane, ghi lieghet, heere raven.’
Mettien woerde [su_tooltip position=”south” content=”ging hij ervandoor”]began hi {scaven}[/su_tooltip],
Ende Brune die volchde mede.
[/highlighter]
Vertaling: Isengrijn antwoordde (letterlijk: begon te antwoorden) Tiecelijn kortaf: ‘Ik denk dat u liegt, heer raaf.’ Met die woorden ging hij (Isengrijn) ervandoor en Bruun deed dat ook.
Uitleg: andwoerden en scaven zijn beide infinitieven, de ‘hele werkwoorden’. In dit geval herken je de infinitieven, omdat je er te voor kunt plaatsen en aan het hulpwerkwoord began dat eraan vooraf gaat: began te andwoerden en began te scaven.
[previous][next]
[symple_toggle title=”Indicatief, imperatief, conjunctief en infinitief in het hedendaagse Nederlands”]
Het Nederlands kent vier verschillende wijzen van gebruik (modus) van het werkwoord: deze geven aan wat de status is van de actie die bij het werkwoord hoort. De wijzen van gebruik zijn:
1) indicatief (aantonende wijs): werkelijkheid/feitelijkheid, iets gebeurt of bestaat in de werkelijkheid, feitelijkheid: de koning leeft
2) imperatief (gebiedende wijs): niet-werkelijkheid, waarbij het werkwoord een bevel uitdrukt: Leef!
3) conjunctief (aanvoegende wijs): niet-werkelijkheid en iets dat zou kunnen gebeuren – dus in de toekomst (een veronderstelling, wens, mogelijkheid, aansporing, voorwaarde, stellige overtuiging): Zij leve hoog! De conjunctief kenmerkt zich door de stam +e (lev-e). In het hedendaagse Nederlands gebruik je de conjunctief alleen nog maar in vaste uitdrukkingen: Leve de koning! of Ware het niet dat (…).
4) infinitief (onbepaalde wijs): de infinitief is het hele werkwoord en onderscheidt zich van de andere modi doordat de wijze neutraal is en niets specifieks uitdrukt. Een voorbeeld is horen. Afhankelijk van de zinsconstructie kan er te voor komen te staan: Fijn om van je te horen! De infinitief wordt gebruikt na hulpwerkwoorden als kunnen, mogen, willen, zullen etc. In het hedendaagse Nederlands wordt de infinitief niet verbogen.
[/symple_toggle]
[symple_toggle title=”Indicatief, imperatief, conjunctief en infinitief in het Middelnederlands”]
Ook het Middelnederlands kent deze vier wijzen van gebruik. Uitleg per modus krijg je te zien door op de onderstaande kopjes te klikken:
[su_accordion]
[su_spoiler title=”1) indicatief (aantonende wijs): “]
werkelijkheid/feitelijkheid, iets gebeurt of bestaat in de werkelijkheid: Die aventure doet ons cont -> Het avontuur vertelt ons
[/su_spoiler]
[su_spoiler title=”2) imperatief (gebiedende wijs):”]
niet-werkelijkheid, waarbij het werkwoord een bevel uitdrukt.
Enkelvoud: Volgh mi! (volg mij)
Meervoud: Volghet mi! (volg mij)
Let op: Als er dus meerdere mensen worden aangesproken (tweede persoon meervoud: volghet), dan is de vorm van de imperatief anders dan wanneer een iemand wordt aangesproken (tweede persoon enkelvoud: volgh).
Er is een uitzondering: de meervoudsvorm van de imperatief kan ook gebruikt worden als beleefdheidsvorm bij de tweede persoon enkelvoud.
Voorbeelden beleefdheidsvorm imperatief
Doe seide die vrouwe gaet hier beneden! ->Vertaling: Toen zei de vrouw: ‘Ga hier (naar) beneden!”
Uitleg: Gaet is de meervoudsvorm van de imperatief. Dat zie je aan de uitgang –t. Imperatief enkelvoud is gae.
Ay, Heere God, helpt mi tot desen! ->Vertaling Oh, Here God, help mij hiermee!
Uitleg: helpt is meervoud, zie uitgang –t (enkelvoud is help).
Deze vorm is uit beleefdheid gebruikt.
[/su_spoiler]
[su_spoiler title=”3) conjunctief (aanvoegende wijs):”]
niet-werkelijkheid en iets wat zou kunnen gebeuren, dus in de toekomst (een veronderstelling, wens, aansporing, mogelijkheid, voorwaarde, stellige overtuiging, twijfel, noodzakelijkheid): God lone u; God gevet (geve dat). De conjunctief vertaal je door een hulpwerkwoord – zoals kunnen, zullen, moeten, mogen of laten – met het hoofdwerkwoord te combineren.
Voorbeelden
1) God lone u -> God zal u belonen/dat God u mag belonen)
2) God gevet (geve dat) -> God zal u dat geven/Dat God u dat mag geven
Beleefdheidsvorm
De conjunctief wordt ook wel eens gebruikt als beleefdheidsvorm, om dingen indirect te formuleren in plaats van feitelijk en direct. Het doel is dan om iemand gunstig te stemmen – bijvoorbeeld
Ic hope, dat ne ghevalt di niet ->ik hoop/verwacht dat je dat niet zal doen. (Walewein)
Conjunctief niet altijd te herkennen aan de vorm
De conjunctief kenmerkt zich in het Middelnederlands in principe door de stam + e (lev-e). Maar dat is niet altijd zo. De vormen hebben niet altijd een uitgang –e, bijvoorbeeld omdat ze verkort zijn – bijvoorbeeld: so waer ic zot -> dan zou ik dwaas zijn. Soms wijkt de conjunctiefvorm niet af van de indicatief, bijvoorbeeld bij:
- a) du hoors => je zou horen: conjunctief
- b) du hoors => je hoort: indicatief
In dit voorbeeld heeft de conjunctief in de tweede persoon, tegenwoordige tijd geen andere vorm dan de indicatief. Het is dus niet altijd mogelijk om de conjunctief aan de vorm te herkennen. In zo’n geval leid je de betekenis uit de context van de zin af.
[/su_spoiler]
[su_spoiler title=”4) Infinitief (onbepaalde wijs):”]
het hele werkwoord. De infinitief wordt net als in het hedendaagse Nederlands gebruikt na hulpwerkwoorden als moghen, willen, sullen etc. Een bijzondere infinitief in het Middelnederlands is het gerundium, een verbogen infinitief. Anders dan in het hedendaagse Nederlands wordt de infinitief in het Middelnederlands soms verbogen wanneer deze wordt gebruikt als zelfstandig naamwoord. De infinitief kan een zelfstandig naamwoord zijn in de genitief (met uitgang –s), of in datief (uitgang e). Een relict in het hedendaagse Nederland (door middel van een genitief) vinden we nog in: een uur gaans (een uur lopen). De uitgang –s is die van de genitief.
Voorbeeld
Hi wilde hebben orlof van sire moeder -> Hij wilde toestemming (om te vertrekken) van zijn moeder.
Uitleg: Hebben is de infinitief en staat achter het hulpwerkwoord wilde.
Voorbeeld infinitief gerundium
Hi began te sprekene -> Hij begon te spreken
Uitleg: de infinitief spreken heeft een verbogen vorm, namelijk met uitgang -e (spreken – sprekene). We spreken dan van een gerundium. Sprekene is in dit voorbeeld een datief, want het volgt op het voorzetsel te, dat altijd een datief bij zich heeft.
De infinitief kan dus ook als genitief verbogen worden bij bepaalde werkwoorden, zoals lusten. Dan krijgt de infinitief een –s: want hem begonste slapens lusten (want hij begon zin te krijgen in slapen)
Zie voor de vier modi Mooijaart & Van der Wal, p. 66 en 67.
[/su_spoiler]
[/su_accordion]
[/symple_toggle]
[symple_toggle title=”Lastige en/of veelvoorkomende constructies”]
1) Onthoud de onregelmatige conjunctief van sijn: zij/sij (‘hoe het ook zij’) en ware (ware het niet dat)
2) Onthoud de onregelmatige imperatief van sijn: ben/w(e)es/si/sijt trouwe (Wees trouw)
3) Onthoud dat de infinitief van het onregelmatige werkwoord worden in het Middelnederlands werden is. De imperatiefvorm is werd blide (word verblijd)
4) Onthoud dat een verbogen infinitief een gerundium wordt genoemd (is de infinitief een genitief: uitgang –s, is de infinitief een datief: uitgang –e).
[/symple_toggle]
[symple_toggle title=”M&W 66-67″]
De indicatief of aantonende wijs duidt het werkelijk gebeuren, een feitelijkheid aan, […].
[…], bij de imperatief of gebiedende wijs is er sprake van een bevel. Voor de hand liggend is dat de meervoudsvorm (keert etc.) wordt gehanteerd wanneer het bevel gericht is tot meerdere personen en de enkelvoudsvorm (keer etc.) in het geval van één persoon. Wanneer de betreffende persoon echter met ghi wordt aangesproken, treedt ook de meervoudsvorm op. Bij de vertaling hanteren we in alle gevallen de imperatief zonder –t, volgens de regels van het huidige Nederlands. In het Middelnederlands treffen we het meest imperatieven met –t aan; […].
De conjunctief of aanvoegende wijs kan gebruikt worden voor verschillende vormen van niet-werkelijkheid. Het kan zijn om een wens uit te drukken, zoals in: God hoede dit ghesinde ‘God moge dit gezelschap behoeden’, of om een aansporing aan te geven, zoals in: men slaese doot! ‘men moet ze dood slaan’. Het kan bij de conjunctief ook om een veronderstelling gaan, zoals in de hoofdzin (met ware) in deze Middelnederlandse zin:
(9) hadde mi yeman geleent sijn huus, in [=ic en] ware dus niet bereent
‘als iemand mij onderdak had verschaft, dan zou ik niet zo doorweekt zijn’
Ware is in het laatste voorbeeld de conjunctief-preteritumvorm van het werkwoord sijn, tegenover indicatief preteritum was. Tenslotte wordt de conjunctief ook aangetroffen in verschillende bijzinnen, zonder dat er sprake hoeft te zijn van het uitdrukken van een wens, aansporing of veronderstelling, bijvoorbeeld: Hoe nuttelic ende hoe goet het ware, dat seide hi… ‘hoe nuttig en hoe goed het [=de edelsteen] was, dat zei hij…’.
Si en ware, conjunctiefvormen van sijn, komen vaak in vaste uitdrukkingen voor, samen met een ontkenning: het en ware, het en si, en in samengesmolten vorm tenware, tensi, steeds met de betekenis ‘tenzij’. Zie bijvoorbeeld (10), Middelnederlands, […].
(10) die gandse sullen houden de uastene […] het neware dat dan kersts dach geuiele
‘de gezonde mensen moeten de vasten houden […] tenzij het dan kerstdag is’
Hieronder volgen ter illustratie nog enkele voorbeelden van de conjunctief uit Middelnederlands (12 – 14) […]:
(12) hi sal hulpen der maget rike, dat si hare ere behoude
‘hij zal de edele maagd helpen, opdat zij haar een zal behouden/behoudt’
(13) al vercrege hi al die werelt
‘al verkreeg hij/zou hij verkrijgen heel de wereld’
(14) vort sal man hůden dat man nit alte lecker en si ůp gůde spise
‘voorts moet men erop letten dat men niet al te begerig is naar lekker eten’
De conjunctief kennen we in het huidige Nederlands alleen nog in resten als leve de koningin, het ga je goed, en, in ouderwetse recepten: men neme een pond bloem; verder zijn er nog uitdrukkingen met vormen van zijn: hoe het ook zij en als het ware. In overige gevallen is de conjunctief vervangen door een omschrijving van de hulpwerkwoorden mogen, moeten of zullen (zouden) met de infinitief of, waar mogelijk, door een indicatiefvorm. Dit zien we al in het Vroegnieuwnederlands.
De infinitief wordt, net als in het huidige Nederlands, gebruikt na werkwoorden als willen, sullen, moghen etc. Daarnaast word de infinitiefvorm ook, net als een substantief, verbogen; dit noemen we een gerundium. Dat betekent bijvoorbeeld dat op het voorzetsel te de datiefvorm volgt: ligghene in daer hi vele te ligghene plach ‘waar hij gewoon was veel te liggen’. Een ander voorbeeld is gaderne (met syncope van de –e uit gaderene) in u poghen es te gaderne scat ‘uw pogen is schatten te vergaren’. Fungeert de infinitief als onderwerp of predicaat (naamwoordelijk deel van het gezegde), dan verschijnt de onverbogen vorm: dits der heiligher kerken claghen ‘dit is het klagen van de heilige kerk’. Een voorbeeld van de infinitief in de genitiefvorm, hier afhankelijk van het werkwoord lusten, vormt de volgende passage: want hem begonste slapens lusten ‘want hij begon zin te krijgen in slapen’. Het gebruik van de verbogen infinitief neemt aan het eind van het Middelnederlands af. Wij kennen nog een restant in De kermis in Oldebroek, dat was een uur gaans ‘een uur lopen’.
[/symple_toggle]