Inzicht
Karel stuit in het woud op een zwarte ridder, die later Elegast blijkt te zijn:
‘Nochtan weet ic te voren wel:
T [1: o.t.t.] die duvel ende nieman el.
[2: o.v.t.] hi van Gods alven yet,
Hi en [3: o.v.t.] so swart niet.’
In dit fragment zijn vormen van het werkwoord sijn weggelaten. Vul de juiste vormen van het werkwoord in; de te kiezen tijd staat tussen vierkante haken.Je moet zelf bepalen om welke modus het gaat: indicatief, imperatief of conjunctief.
[fill]
1. … [is][es]
2. … [waer][ware]
3. … [ware][waere]
[/fill]
Uitleg: De juiste modus bij 1 is de indicatief, omdat er een mededeling wordt gedaan. De juiste vorm is is of es, derde persoon enkelvoud. Bij 2 en 3 gaat het om een veronderstelling; je gebruikt daar dus een conjunctief. De juiste vormen zijn waer of ware bij 2 en ware of waere bij 3, derde persoon enkelvoud.
[previous][next]
[symple_toggle title=”De werkwoorden sijn en hebben“]
De werkwoorden sijn en hebben worden net als in het hedendaagse Nederlands gebruikt bij het vormen van samengestelde tijden. De belangrijkste vormen van sijn vind je in Mooijaart & Van der Wal, p. 72.
Let op: de eerste twee vormen van sijn kennen dialectische varianten:
Ic bem (Vlaams) komt bijvoorbeeld voor naast het gebruikelijke ic ben of ic bin; du best komt voor naast du bist.
Verschillende vormen van hebben kunnen zonder of met tweede e geschreven worden: naast du heves komt bijvoorbeeld du heefs voor; naast ghi hebbet, ghi hebt of zelfs ghi hevet/heeft, of in de o.v.t.: ic hadde naast ic had.
Let op: De conjunctief van sijn komt vaak voor in vaste uitdrukkingen:
- Tensi (het en si) ic siec ben, ic come daer -> Tenzij ik ziek ben, kom ik daar.
[/symple_toggle]
[symple_toggle title=”De werkwoorden moghen en sullen“]
De betekenis van deze onregelmatige werkwoorden komt vaak niet overeen met die in het hedendaagse Nederlands.
- moghen: ic mach – ic mochte – gemoghen betekent vrijwel altijd kunnen.
- sullen: ic sal – ic soude – wi souden – (geen volt. deelw. bekend) betekent vaak moeten.
[/symple_toggle]
[symple_toggle title=”Het werkwoord werden“]
De infinitief van het hedendaagse werkwoord worden, luidt in het Middelnederlands werden. De stamtijden zijn:
werden: ic wart (o.v.t.) – wi worden (o.v.t.) – (ge)worden (v.v.t.)
Naast werden komt in ook het dialectische worden voor in de tegenwoordige tijd, en naast wart (o.v.t.) vind je ook al wert. Dit is erg verwarrend. De context moet daarom vaak uitsluitsel geven bij de vertaling van dit werkwoord.
[/symple_toggle]
[symple_toggle title=”M&W 72″]
De onregelmatige werkwoorden sijn en hebben vervullen een belangrijke rol bij de vorming van samengestelde tijden. De belangrijkste vormen uit de paradigmata van deze werkwoorden zijn:
Infinitief sijn/wesen
Imperatief wes/bes/si/sijt
Participium pret. gewesen/geweest/gesijn
Sijn
presens indicatief | presens conjunctief | preteritum indicatief | preteritum conjunctief | |
icduhi/siwighisi | ben/bembest/bistes/issijnsijtsijn | sisijssisijnsijtsijn | waswaerswaswarenwaertwaren | Waere/warewaerswaere/warewarenwaertwaren |
Hebben
Presens indicatief | Presens conjunctief | Preteritum indcatief | Preteritum conjunctief | |
icduhi/siwighisi | hebbehebbes/heefshevet/heefthebbenhebbet/hebt/hevet/hefthebben | hebbehebbes/heefshevet/hevethebbenhebbet/hebthebben | hadde/hadhaddeshadde/hadhaddenhaddethadden | haddehaddeshaddehaddenhaddethadden |
[/symple_toggle]