Herkennen
Als Karel zijn burcht verlaat om te gaan stelen, bidt hij tot God, de zoon:
Si sloegen U; dies hadden si geere.’
[QTL-Question id=74]
[previous][next]
[symple_toggle title=”Zwakke, sterke en onregelmatige werkwoorden”]
Het Nederlands kent sterke en zwakke werkwoorden.
Zwakke werkwoorden hebben de uitgang –d(e)of –t(e) in de o.v.t. en v.v.t:
- keren: keer – keerde – gekeerd
Let op: nieuwe werkwoorden zijn altijd zwak: google, googlede, gegoogled.
Sterke werkwoorden hebben de uitgang –en in de v.v.t. én een klinkerwisseling in de o.v.t. en v.v.t:
- nemen: nam – genomen
- weten: wist – geweten
[/symple_toggle]
[symple_toggle title=”Zwak, sterk en onregelmatig in het Middelnederlands”]
Het Middelnederlands kent ook zwakke en sterke werkwoorden.
Zwakke werkwoorden
De zwakke werkwoorden in het Middelnederlandse worden als volgt vervoegd. Zie het schema in Mooijaart & Van der Wal p. 64.
Merk bij het schema op dat veel vormen gelijk zijn. De vorm keert kan bijvoorbeeld een hi of een ghi vorm zijn bij de infinitief keren, maar deze vorm is ook gelijk aan de conjunctiefvorm van de tweede persoon meervoud: ghi keert. Het is dus zaak goed op de context te letten bij de vertaling van Middelnederlandse werkwoorden.
Enkele zwakke werkwoorden en hun vervoeging:
- keren: kere – keerde – gekeert
- maken: make – makede/maecte – gemaect
Denk er aan dat het Middelnederlands fonetisch gespeld wordt. De kofschipregel is hier niet relevant. Zie ook Mooijaart & Van der Wal, p. 63.
Sterke werkwoorden
De sterke werkwoorden worden als volgt vervoegd , Zie daarvoor het schema in Mooijaart & Van der Wal, p. 63/64. In de tegenwoordige en verleden tijd vallen vooral de eerste en de tweede persoon enkelvoud op. Deze vormen krijgen standaard een –e of –s, zowel bij zwakke als sterke werkwoorden: ic kere – du keers; ic neme – du neems.
Enkele sterke werkwoorden en hun vervoeging:
- nemen: nam – genomen
- spreken: sprack – gesproken
- weten: wiste/woste – geweten
Onregelmatige werkwoorden
Er is nog een derde categorie in het Middelnederlands: onregelmatige werkwoorden. Er zijn verschillende varianten mogelijk, bijvoorbeeld:
A
- De uitgang van het zwakke werkwoord in de o.v.t.: –d(e)of –t(e) in de o.v.t. en
- de uitgang –en van het sterke werkwoord in de v.v.t.,
zoals bij:
- onnen [=gunnen]: (ic an) – onste – geonnen
Deze variant heeft dus kenmerken van zowel zwakke als sterke werkwoorden.
B
Een klinkerwisseling in de o.t.t. (en niet zoals bij sterke werkwoorden in de o.v.t.),
zoals bij:
- konnen: kan – kon(de)/konste – gekonnen
- mogen: mag (meught) – mochte – wi mochten – gemog(h)en
C
Er zijn ook werkwoorden die nu eens de ene vervoeging hebben, dan weer de andere,
zoals bij:
- lachen: lachte/loech – gelachen
Hier is de o.v.t. soms zwak, soms sterk.
D
Sommige werkwoorden hebben een keelklank in de verleden tijd en het voltooid deelwoord, maar niet in de infinitief,
zoals:
- dwaen: dwoech – dwoeghen – ghedweghen (wassen)
- plien: plach – plaghen –ghepleghen/gheploghen (plegen)
Veel voorkomende onregelmatige werkwoorden in het Middelnederlands
Veel voorkomende onregelmatige werkwoorden zijn:
- doen:
doe – dede/deed/dee – gedaen
- willen:
wil(le)/welle – wil(le)de/wou(d)/wulde/woide – gewilt/gewout/gewouden
- sijn:
o.t.t.: ben/bin – best/bist – bes/bis – sijn – sijt – sijn
o.v.t.: was – waers – was – waren – waert – waren
v.v.t.: gewesen/gewest/weest/gesijn/gesin
Een vorm van zijn die vaak voorkomt is de coniunctivus (aanvoegende wijs): ware à ware het so: als het zo was
Zie voor de onregelmatige werkwoorden Mooijaart & Van der Wal, p. 70.
[/symple_toggle]
[symple_toggle title=”Voltooid deelwoorden zonder prefix -ge“]
De meeste Middelnederlandse participia hebben net als in het hedendaagse Nederlands het prefix –ge (ook gespeld –ghe), dat oorspronkelijk de voltooiing van een handeling aangaf. Bij een aantal werkwoorden die het aspect van voltooiing al in zich dragen, ontbreekt het prefix soms. De belangrijkste zijn de voltooide deelwoorden comen bij comen ‘komen’; leden bij liden ‘voorbijgaan’; bleven bij bliven ‘worden’; bracht bij bringen ‘brengen’; vonden bij vinden ‘vinden’; worden bij werden ‘worden’. Door analogie kregen deze participia echter in de loop van de Middelnederlandse periode doorgaans ook een prefix.
[/symple_toggle]
[symple_toggle title=”M&W 64″]
Hieronder volgen de vervoegingen van het Middelnederlandse keren als voorbeeld van een zwak werkwoord en van nemen als voorbeeld van een sterk werkwoord.
Vervoeging van de ZWAKKE werkwoorden in het Middelnederlands
infinitief (onbepaalde wijs)
-> keren
participium presentis (tegenwoordig deelwoord)
-> kerende
participium preteriti (voltooid deelwoord)
-> gekeert
presens indicatief(aantonende wijs) | presens conjunctief(aanvoegende wijs) | preteritum indicatief | preteritum conjunctief | |
1. sg. | ic kere | ic kere | ic keerde | ic keerde |
2. sg. | du keers | du keers | du keerdes | du keerdes |
3. sg. | hi keert | hi kere | hi keerde | hi keerde |
1. pl. | wi keren | wi keren | wi keerden | wi keerden |
2. pl. | ghi keert | ghi keert | ghi keerdet | ghi keerdet |
3. pl. | si keren | si keren | si keerden | si keerden |
imperatief (gebiedende wijs
- keer/kere
- keert/keret
Vervoeging van de STERKE werkwoorden in het Middelnederlands
infinitief (onbepaalde wijs)
-> nemen
participium presentis (tegenwoordig deelwoord)
-> nemende
participium preteriti (voltooid deelwoord)
-> genomen
presens indicatief(aantonende wijs) | presens conjunctief(aanvoegende wijs) | preteritum indicatief | preteritum conjunctief | |
1. sg. | ic neme | ic neme | ic nam | ic name |
2. sg. | du neems | du neems | du naems | du naems |
3. sg. | hi neemt | hi neme | hi nam | hi name |
1. pl. | wi nemen | wi nemen | wi namen | wi namen |
2. pl. | ghi neemt | ghi neemt | ghi naemt | ghi naemr |
3. pl. | si nemen | si nemen | si namen | si namen |
imperatief (gebiedende wijs)
- neem/neme
- neemt/nemet
[/symple_toggle]
[symple_toggle title=”M&W 70-71″]
Onregelmatige werkwoorden
Behalve de zwakke en de sterke werkwoorden, is er nog een reeks ‘onregelmatige’ werkwoorden. Het zijn onder meer werkwoorden met vocaalwisseling in het presens (zoals ic can – wi connen/ ik kan – wij kunnen; ic mach – wi moghen/ik mag – wij mogen; ic sal – wi sullen/ik zal – wij zullen) en een afwijkend zwak preteritum. Vergelijk de volgende Middelnederlandse werkwoorden met hun stamtijden en in de rechterkolommen het paradigma van het presens indicatief:
infinitief | preteritum indicatief | participium preteriti | presens enkelvoud | presens meervoud |
dorren ‘durven’ | dorste(n) | gedorren/gedorst | ic dardu dorreshi dar | wi dorrenghi dortsi dorren |
dorven ‘behoeven’ | dorste(n) | (niet opgetekend) | ic darfdu dorfshi darf | wi dorvenghi dorvetsi dorven |
connen ‘kunnen’ | conste(n) | geconnen | ic candu canshi can | wi connenghi contsi connen |
mogen ‘kunnen, mogen’ | mochte(n) | gemogen | ic machdu machs/ macht/mogheshi mach | wi mogenghi mogetsi mogen |
onnen ‘gunnen’ | onste(n) | geonnen | ic andu onshi an | wi onnenghi ontsi onnen |
sullen ‘zullen, moeten’ | soude(n) | (niet opgetekend) | ic saldu suls/ sult/ southi sal | wi sullenghi sultsi sullen |
Deze werkwoorden hebben in het presens dezelfde vocalen en uitgangen als de sterke werkwoorden (klasse 1 t/m 6) in het preteritum. De verklaring voor dit verschijnsel is, dat ouder preteritumvormen presensbetekenis hebben aangenomen. We noemen ze dan ook preterito-presentia. Deze werkwoorden hebben nieuwe zwakke verleden tijden gekregen (zie de t in dorste, conste enz.).
Historisch gezien horen ook dogen, moeten en weten tot deze groep. Ze hebben alleen geen vocaalwisseling in het presens.
infinitief | preteritum indicatief | participium preteriti | presens enkelvoud | presens meervoud |
dogen‘waarde hebben, deugen’ | dochte(n) | gedogen | ic doochdu doochshi dooch | wi dogenghi dogetsi dogen |
moeten‘moeten, mogen’ | moeste(n) | gemoeten | ic moetdu moetshi moet | wi moetenghi moetsi moeten |
weten ‘weten’ | wiste(n) | geweten | ic weetdu weetshi weet | wi wetenghi weetsi weten |
Andere zwakke werkwoorden met een afwijkend preteritum en voltooid deelwoord zijn:
infinitief | preteritum indicatief | participium preteriti |
brengen | brachte(n) | (ge)bracht |
denken | dachte(n) | gedacht |
dunken | dochte(n) | gedocht |
roeken ‘geven om’ | rochte(n) | gerocht |
werken | wrachte(n) | gewracht |
[/symple_toggle]