Herkennen
Markeer de clisisvorm(en).
De dichter van de Beatrijs vertelt over de bron van zijn verhaal:
[highlighter]
God moet mi onnen
Dat ic die poente moet wel geraken
Ende een goet ende daer af maken,
Volcomelijc na der waerheide,
Als mi broeder Ghijsbrecht seide,
Een begheven willemijn.
Hi {vant} in die boeke sijn.
Hi was een out ghedaghet man.
Dat ic die poente moet wel geraken
Ende een goet ende daer af maken,
Volcomelijc na der waerheide,
Als mi broeder Ghijsbrecht seide,
Een begheven willemijn.
Hi {vant} in die boeke sijn.
Hi was een out ghedaghet man.
[/highlighter]
Vertaling: Moge God mij toestaan dat ik het verhaal op de juiste wijze weergeef, precies zoals monnik Gijsbrecht van de orde der Wilhelmieten het mij waarheidsgetrouw vertelde. Hij, een bejaard man, vond het in een van zijn boeken.
Uitleg: In dit fragment zit één clisisvorm, namelijk vant (enclisis, vant + het). De enclitische vorm is opgegaan in het voorafgaande woord.
Uitleg: In dit fragment zit één clisisvorm, namelijk vant (enclisis, vant + het). De enclitische vorm is opgegaan in het voorafgaande woord.
[previous][next]